Tuesday, November 08, 2005

Op Reis

-
Hier had ze zich op verheugd. Ze ging op een bankje zitten om er rustig van te genieten.
Overal duiven. Hele drommen duiven die hipten en fladderden over het plein en aan haar voeten. Grappig zoals ze hun kop naar voren duwden bij iedere stap en dan hun lichaam met hun poten erachteraan trokken. Als ze opvlogen in een zwerm zag je het wit onder hun vleugels. Dan streken ze weer neer bij een groep mensen en trippelden om hen heen op zoek naar voer.
In haar rugzak had ze nog een boterham in een zakje. Ze zette de tas op haar schoot om hem open te ritsen. Meteen keerden de troepen zich. De koppen draaiden, de pootjes hipten op haar af. Ze brak brokjes van het witte broodje met salami en strooide ze over het plein, zover mogelijk van zich af. De vogels stoven erop af en vochten om de stukjes. De laatste kruimels die ze van haar jurk af sloeg werden door een paar achtergeble­ven onnozelen vanuit de richels tussen de keien gepikt.
De felle zon flikkerde achter haar zonnebril over het grote plein, dat zich uitstrekte langs de toeristen, het karretje van de ijscoman met de gestreepte parasol, de bankjes, en het sierlijke smeedwerk van de fontein. Langs de rand van de piazza stonden de rijen met kleurige bussen: groen, en geel, en rood met witte letters. Daarachter de gebouwen met de torentjes en de hoge ramen waaronder de galerijen met winkels liepen, geschilderd in roze en okergeel en zachtgroen. De zon streelde warm haar nek en drong door het dunne katoen van haar jurk op haar huid.
Vanaf de rij bussen kwam een man gebarend op haar af.
“Dames en heren,” riep hij, “Het is weer tijd! We moeten verder. Anders zijn we te laat in het hotel en missen we het diner!”
Aardige man.
“Ja, ja,” riep ze terug. “Ik kom eraan!”
Van de bank greep ze haar rugzak die naast haar lag. Ze zocht naar iets, maar ze kon het niet vinden. De reisgids, haar fototoestel, haar zakdoek, een flesje water. Had ze het dan toch in de bus laten liggen? Ach, het gaf ook niet. Ze sloot de rits van het vak vóór ze overeind kwam om de tas over haar schouder te zwaaien.
“Scusi!”
Achter haar stond een jongeman met een lichtgebruinde huid en kort, stug zwart haar. Donkerbruine ogen in een verlegen lachend gezicht.
“I think you dropped this, no?”

In zijn hand hield hij het foldertje van het hotel waar ze die avond zouden logeren. Zijn duim lag over de gedekte tafels op het terras met het uitzicht op zee. Daar zouden ze dineren. Een driegangen diner, zoals iedere dag. Met een voorgerecht, een hoofdgerecht en een toetje. Een glas wijn erbij inbegrepen.
Ze zakte neer op het bankje met de rugzak op haar schoot en ritste het vak weer open om het foldertje tussen de bladen van de reisgids te steken.

Ze vouwde haar handen om de gids in haar schoot. Op de omslag stond een foto van een zonovergoten plein: zwermen duiven op de blauwgrijze keien en groepjes kleurig geklede toeristen met fototoestellen en strooien hoedjes rond een fontein waar water spoot uit de enorme bekken van vissen. Een ijscokarretje met een roodwit gestreepte parasol stond middenop. Achter de drukte op het plein bescheen de zon de pasteltinten van de gebouwen: roze en pistache en zacht oranje. De huizen hadden torens met balkonnetjes en ramen met gesmede hekken ervoor. Daarboven lag strak de helderblauwe lucht.
Langzaam stond ze op met de gids nog in haar hand.
Kom. Ze moest weer verder. Ze had thuis nog veel te doen.

No comments: