-
Hij staarde naar het water dat opschudde tegen de kadewand. Een pop waaruit pieken stro naar buiten stulpten dobberde rond tussen de etensresten en de versleten meubels. Hulpeloos bobbelde haar jurkje op de golven. Telkens dook haar kopje met de starende ogen onder in het klotsende water.
“Ze moesten weer eens spuien, vindt u niet?” sprak een mannenstem. Groene ogen keken vanonder een hoge hoed recht in die van Hector.
De jongeman met het smalle gezicht! Losjes hing zijn frak van zijn schouders af. Een donkere krul viel over zijn voorhoofd. Hector fronste zijn wenkbrauwen om zijn hartslag te kalmeren.
De ander glimlachte. Zijn ene mondhoek trok daarbij veel hoger op dan de andere. “Het koffiehuis aan de Hoogstraat.”
“Ja natuurlijk.” Alsof hij het niet wist! De vingers die gebaarden door de lucht. De hand die over de dij streek. “De hartstocht en de barmhartigheid!”
“Dat is mijn vriend. Die is in de ban geraakt van Bilderdijk. Ethisch réveil en zo.”
Hij tilde zijn hoed op om de lok van zijn gezicht te strijken. Zijn vingers kamden door zijn haren.
“En u?” vroeg Hector.
De haardos verdween weer onder de hoed. De scheve glimlach bleef. “Mij spreekt het niet zo aan. Ik vind mijn passie liever in andere dingen.”
“Zoals?”
Zijn lippen glansden.
“Ach.”
Zijn kin zag glad en fris van het scheermes.
“Letterkunde. Schilderkunst.”
“Dus toch Bilderdijk,” lachte Hector.
“Nee, nee. Niet zo verheven. Meer Engelse dichters, Thomas Gray, Lord Byron.”
Zijn ogen glinsterden in hun kassen.
“Die ken ik niet.”
“Of Gotische romans.”
“Nooit gelezen.”
“De boekhandel achter de kerk heeft ze wel eens.”
Hun ogen dwaalden over het water in de kolk. De stank was verwaaid uit Hectors hoofd. Roerloos stond hij naast de ander. Achter hen knarsten de ijzers van sleperskarren over de keien. De kerkklok sloeg ontelbare slagen.
De jongeman boog naar hem. “Tot genoegen.”
“Insgelijks.”
Hij strekte zijn hand uit, maar de man had zich al omgedraaid. “Wacht, wacht. Ik weet uw naam niet eens. Kunt u mij zeggen hoe u heet.”
Daar was zijn gezicht weer, de scheve glimlach, de groene, glanzende ogen. “Jawel, dat kan ik wel.” Opnieuw boog hij. “Alberda. Leendert Alberda.”
Toen zag Hector alleen nog zijn rechte rug, de panden van zijn jas die fladderden om zijn benen. Hij wachtte.
Tevergeefs. De jongeman die Leendert heette kwam niet meer terug om hem naar zijn eigen naam te vragen.
No comments:
Post a Comment