Wednesday, February 23, 2005

Kiezen

-
Als je eens kiezen mocht
wat werd het dan:
Waken of dromen?
Weggaan of komen?
Erin of eruit?
Viool of een fluit?

Wat is er erger:
doof zijn of blind?
Verlies van een partner,
of juist van een kind?
Ziekte of dood,
liever water dan brood?

Als je echt kiezen kon,
dan was je vrij,
gebonden door twijfel --
Koos je weer mij?

Tuesday, February 22, 2005

Papa van Gootje

-
Margot bleef hangen voor de drempel van de keuken. Papa deed bij het aanrecht de afwas en Mama smeerde boterhammen aan de keukentafel. Het sop in de afwasteil schuimbekte. Wild sprongen de kopjes en de borden uit Papa’s handen in het afdruiprek.
Mama pakte een beker van de plank en een pak melk uit de ijskast en schonk hem in. De beker stond op het hoekje van de tafel. Ze staarde naar het koele vocht.
Papa waste het bestek. Mama klapte de sneden brood op elkaar.
Toen zag ze het bloed.
“Godverd . . . !” Papa liet het mes in het sop plonzen. Hij hield zijn hand in de lucht. Een straaltje bloed siepelde er vanaf, achter het mes aan. Een andere hand draaide de kraan open boven het dode sop en de hand schoof eronder. Water en bloed werden één in een bruine straal. Hij schudde zijn hand en holde de trap op. Mama schoof de boterhammen in een zakje. Margot drukte zich tegen de gangmuur aan.
Papa kwam de keuken weer in. De gazen luchtgaatjes van de pleister op zijn handpalm waren donker gekleurd. Hij pakte een theedoek en begon langzaam de borden af te drogen. Mama hield haar hoofd gericht op de hoge kastjes aan de muur. Op het aanrecht verscheen bord na bord een stapel. Telkens klikte het volgende bord op zijn plaats.
Toen het klaar was hing Papa de droogdoek over de leuning van een stoel en steunde erop, licht gebogen. Hij ging de keuken uit en legde in het voorbijgaan zijn hand op haar hoofd. De warme, vochtige handpalm drukte op haar haren. Ze staarde naar het boterhamzakje op tafel en wachtte tot haar vader zijn hand zuchtend wegnam.
“Laat hem maar,” zei Mama, terwijl ze een stoel voor haar naar achteren trok. Ze reikte haar de beker melk aan. Naar Mama kijkend, dronk ze ervan.
De melk smaakte zoet.
***
Op haar zolderkamertje tuurde ze vanuit haar bed naar de prent waarop Assepoester in het schemerdonker al haast niet meer te herkennen was. Het ladekastje in de hoek en de stoel met haar kleren vervaagden tot schaduwen. Langzaam zakte ze weg in slaap. Het huis had zich ver beneden haar verstopt.
Uit de diepte rees het geluid omhoog van zware voetstappen, van een deur die dichtsloeg en toen weer opengerukt werd, van harde stemmen. In een schok lag ze wakker.
“Laat me toch!” schreeuwde haar vader. “Laat me toch!”
“Doe nou niet!” zei haar moeder. “Ze slaapt. Dan maak je haar wakker!”
Vanuit de roerloze stilte in haar bed hoorde ze het gestommel op de bovengang, het gekraak van het houten beschot van de zoldertrap en stappen die luider werden. Ze hoorde de klink van haar deur zachtjes knarsen voordat haar kamerdeur openging. In de streep licht die naar binnen viel zag ze door haar oogharen een brede schim die zacht heen en weer stond te deinen in de lijst van de deuropening.
“Slaap je?” fluisterde de schim op volle sterkte. Hij kwam op haar af. Zwaar ging zijn scherp zure adem van rook en drank in en uit. “Gootje, waar ben je?” stamelde hij schor terwijl hij op de rand van haar bed ging zitten.
De warmte van zijn been trok door de deken op naar haar knie. Ze probeerde haar ogen zo echt mogelijk dicht te houden en liet haar adem regelmatig in en uit gaan. Zo wachtte ze, met het vaderlijf vlak naast haar en zo heel vreemd. Na een tijdje kwam zijn hand. Langzaam schoof hij naar haar toe. Ze stopte met ademen. Voorzichtig streek de hand over haar voorhoofd. Hij veegde er de haren uit weg, heel zachtjes.
In de deuropening verscheen haar moeder.
“Láát haar nou!”
Hij kwam overeind en stommelde naar de deur. “Slaap maar lekker, mijn kindje. Ga maar lekker slapen,” mummelde hij.
De warmte drukte nog tegen haar benen terwijl de kamerdeur achter hem sloot.
***
Mama zei ’s morgens dat ze meteen uit school naar huis moest komen.
’s Middags sloop ze voorzichtig de gang in. Ver weg in de keuken zat Papa voorover geleund aan de tafel. Hij keek niet op. Zijn handen lagen over zijn gebogen hoofd heen in zijn nek. Zijn vingers krabden over zijn haarlijn. Ze veegden heen en weer. Heen en weer.
Van boven kwam Mama’s stem. Haar hoofd zweefde over de trapleuning. “Kom eens hier, Margot.”
Toen ze de deur van haar slaapkamer openduwde stond Mama met een gekromde rug naar haar toe. Haar bed lag bedolven onder stapels kleren: onderbroeken, truien, broeken, jurken en rokken, nog met hangers onder de schouders en in de lussen. De berg poppen en beesten was naar een hoek naast het kussen geduwd.
Mama rechtte haar rug en draaide zich om. Haar gezicht was vaal en vlak gestreken. Ze had grijze kuilen onder haar grote, roodomrande ogen die strak naar haar keken. Ze zweeg. Zelf wachtte ze. Ze hield haar adem vast.
“We gaan weg,” zei Mama.
Nu was het gezegd.
“Je moet kiezen welke pop je meeneemt.”
Ze bukte zich en greep Fienepien uit de berg naast het kussen. Langzaam kwam ze overeind, de pop tegen haar borst geklemd.
Terwijl Mama de kleren in de koffer deed, liep ze de trap af naar het eind van de gang. Bij de deur van de keuken bleef ze staan.
Papa zat nog steeds aan tafel, zijn hoofd in zijn handen, zijn vingers geklemd in zijn haren.
Ze wachtte tot hij naar haar keek. Tot hij langzaam zijn hoofd ophief. Totdat ze de glinstering in zijn ooghoeken kon zien.
“Margot!” klonk het achter haar. “Laten we gaan!”
Haastig keek ze om, en toen weer terug naar Papa.
Hij had zijn ogen nu op haar gericht.
“Laat maar, Gootje,” zei hij. “Laat maar.”
Ze draaide zich naar de voetstappen achter haar en legde haar hand in die van Mama.
***
“Uiterlijk zes uur moet ze terug zijn,” zei Mama bij de deur.
Het was opgehouden met regenen. Margot hoorde geen klik van het voordeurslot terwijl ze achter Papa aan liep. Om de hoek van de straat hield hij stil en hurkte voor haar neer. Zijn handen grepen haar armen vast, zijn ogen flitsten naar links en naar rechts langs de hare als stuiterende knikkers. “Hoe is ’t nu, Gootje? Heb je me gemist?”
Ze stond stokstijf, terwijl zijn vingers in haar ellebogen knepen en zijn donkere ogen rond sprongen over haar gezicht. Er zaten grijze putjes in zijn grauwe wangen, en schilfers op zijn gebarsten lippen. Langzaam braken zij van elkaar tot een glimlach. “Dag, lieverd,” zei hij. “Laten we gaan.”
In het pannenkoekenhuis was het warm. De ramen waren slonzig beslagen. Dikke jassen hingen over stoelen gepropt. Ze wrongen zich langs de tafeltjes naar een plekje in de hoek. “Wat wil je hebben?” vroeg Papa.
Terwijl ze prikte in de poffertjes, en ze liet rondzwemmen in het bad van smeltende boter en poedersuiker, keek hij toe. Hij had een glas cola in de holte van zijn hand geklemd. Tussen de vingers van zijn andere hand zat de peuk van een bultige sigaret die allang niet meer brandde. Hij tipte hem telkens af en zoog er aan, terwijl zijn ogen de weg van de poffertjes volgden naar haar mond.
Daarna de achtbaan. Ze klommen in een bakje en daar gingen ze. Papa gilde: “We vliegen, Gootje! We vliegen!” Hij hield zijn armen stevig om haar heen geklemd, terwijl ze haar oogleden op elkaar perste. Samen werden ze rondgeslingerd door de lucht. En nog eens. En nog eens. Toen het over was strompelde ze naar de uitgang, het kermisterrein zwaaiend en deinend onder haar voeten. “Vond je ’t niet fijn?” vroeg Papa.
Op dat moment kwamen de poffertjes naar boven. Kotsend hing ze over de dunne grassprieten naast de kermistent, waar de meelbrij neerplofte bij een zak friet. Papa wreef over haar rug, alsmaar zeggend: “Meisje toch. Ach, mijn meisje toch!” terwijl het slijm in zure slierten naar de grond reikte en de tranen uit haar ogen spetterden.
Met een verfrommelde zakdoek veegde hij over haar wangen en haar mond. Langs haar kin, haar lippen en haar gesloten oogleden. “Gaat ’t weer een beetje?” Ze deed haar ogen open. Hij stond nog steeds wiegend voor haar. Zijn hand strekte naar haar uit en ze greep zich eraan vast. In langzame stapjes begonnen ze te lopen.
***
“Hoe kom je zo laat? Waar zijn jullie geweest?” Haar moeder stond breed voor het lamplicht in de deuropening.
“Ik had geen geld meer voor de bus, en . . . .”
Mama greep haar bij de arm en trok haar het huis in. Vóór ze de deur dichtklapte zag Margot nog het schijnsel van de straatlantaarn op de gekromde rug van haar vader.
“Wat zie je d’r uit! Wat bibber je! Kom maar gauw, dan stop ik je in bad.” Ze stroopte haar de natte, modderige kleren af, terwijl ze het water in de kuip warm liet lopen. “Waar zijn jullie toch geweest,” vroeg Mama nog eens. Ze schrobde een stuk zeep over een washandje en wreef ermee over haar armen. “Lekker zo? Word je al een beetje warm? Straks krijg je een kruik. En wil je nog wat eten?”
Mama praatte en praatte, terwijl het bloed langzaamaan weer in haar ging stromen.
***
Op tafel lag een grote opengescheurde envelop. Daarnaast een slordig stapeltje papieren, een zakboekje, een portemonnee, een buskaart, wat pasjes. Mama zat ervoor, haar wangen steunend op haar onderarmen als pilaren. Haar rug schudde in kleine schokjes. Er viel een druppel op het tafelkleed.
“Kijk nou toch eens! Hij had zelfs nog een tekening bij zich!” Ze schoof een kreukelig vel naar Margot toe.
Er stond een huis op getekend: een vierkant met een deur en twee ramen, en een rode driehoek als dak. Naast het huis hielden drie poppetjes elkaar vast bij hun harken als handen. Het middelste poppetje was wat kleiner dan de andere twee. Vanuit de rechterbovenhoek stuurde een zon felgele strepen naar het huis en de mensen.
Het papier was smoezelig. Er zaten vlekken op. Over het huis liep een dikke vouw, en een tweede vouw striemde dwars door de poppetjes heen.
Ze kende de tekening wel. Ze wist nog hoe ze er, toen hij klaar was, in hoekige blokletters onderaan had geschreven:
VOOR PAPA VAN GOOTJE.

Monday, February 21, 2005

De Lift

-
Afgelopen vrijdag werd De Lift gepresenteerd, een uitgave van Script +, een bureau, dat aankomende schrijvers begeleidt. Het boekje is deel 6 van een Debutenreeks, die nieuw talent onder de aandacht van uitgevers wil brengen. Van mijn hand staat het verhaal "De Papa van Gootje" erin. Het is het eerste deel van een langer verhaal, dat ik morgen in zijn geheel aan jullie zal laten lezen.

Friday, February 18, 2005

Aging

-
there is poetry
in aging -
the beat
more intense -
though diminuendo
in descent.

Wednesday, February 16, 2005

Copy Cats

-
There are two cats strutting in the backyards behind our house that are almost exact copies of our two: identical ginger fur, identical white spots in almost the exact same places. Amazing! It is almost as if a sorcerer took the DNA of our cats, dropped it in a jam jar, shook it vigorously and let it loose in the air above the rhododendrons.
WHAMMY! Two new cats!
There is a difference, however. Those cats are lanky, enterprising, haughty and (I have to admit) very beautiful. Ours have bellies sagging with age, dusty fur and they are shy. They prefer lying on the bench over the radiator under the window, where life passes by without their having to involve themselves in it. The other cats go out on adventures like: how to enter the Arlman cat flap unnoticed.
I used to be jealous of those two on behalf of our own cats. But that seems to be unnecessary. There seems to be a quite friendly understanding between the four siblings. Sometimes our Pudge is sitting on the terrace staring at her spitting image, staring at her. Until one of them gets up, stretches herself and walks away.
Do they recognize the kinship?

Tuesday, February 15, 2005

Drie Man en een Paardenkop

-
Drie man en een paardenkop.

De man zwijgt,
en de kop zegt:
“Rot op!”

Monday, February 14, 2005

Valentine's Day

-
No sentimental swooning today.
Let's get to business with Andrew Marvell's To his Coy Mistress!!

Friday, February 11, 2005

Pineapple and Icecream

-
Cut slices from a fresh pineapple. Peel and core them. (Easier than it seems)
Put them under the grill at a short distance, long enough for them to have slightly browned. (Jamie Oliver adds vanilla sugar, which helps the caramelizing, but I think it makes it too sweet)
Serve with a rounded ball of vanilla icecream in the hole and top with coarsely grate dark chocolate. Stick a sprig of mint on top.

Other types of fruit in other seasons will do as well.

Thursday, February 10, 2005

Voorkomen en Genezen

-
De VVD is faliekant, mordicus tegen gedwongen anticonceptie voor geestelijk gehandicapten. Dus wat hen betreft geen einde aan schrijnende toestanden van ouders die niet tegen hun taak zijn opgewassen, en kinderen die systematisch verwaarloosd en mishandeld worden. Ook als het kalf verdronken is, zal de put niet mogen worden gedempt.
Voorkomen was toch altijd beter dan genezen? Helaas: verdronken kalveren zijn niet meer te genezen.
Wie betaalt de prijs voor dit vrijheidsbeginsel van de VVD?
Voor wiens vrijheid?

Tuesday, February 08, 2005

Nobody Man

-
He is walking past our window again,
the nondescript man.
His step full of purpose,
head bowed to the tiles
on the sidewalk moving
away under his feet.
He is carrying a tote bag,
empty.
Or is it full,
as he coming
back from the store?

He is always
lonely, lost, alone.
His step determined
towards an uncertain goal.
Out, to the town,
in, going home.

He is passing our window again,
hands on his back,
head bowed.

He sees nobody,
knows nobody,
speaks to nobody.

Who is he?

Monday, February 07, 2005

Tante Gootje

-
“Net je tante Gootje!” zei mijn moeder vroeger, als ik kattig of brutaal was. Ik kende tante Gootje niet. Mijn ouders waren gescheiden, en mijn moeder was hertrouwd.
Vele jaren later belde ik met een bosje bloemen bij deze vreemde tante aan. Toen de deur openging, stond ze daar met wijdopen armen.
“Dag mijn líeve kind,” zei ze terwijl ze me tegen zich aandrukte.

Friday, February 04, 2005

Thursday, February 03, 2005

Poëzie

-
Poëzie is
een kind dat speelt
met haar pop;
een vogel drijvend
op de wind;
een schelp die je langs
de vloedlijn vindt.

Poëzie is
een kleinood
dat landt in je schoot.
Geen vraag;
geen antwoord.

Slechts dat:
een kleinood in je schoot.

Wednesday, February 02, 2005

Moeder

-
Je ziel ligt als een ijl, spiegelend vlak.
Je taal is ontkracht, je stem te zwak.

Terwijl we reiken naar elk moeizaam woord
Blijft het schor in je keel gesmoord.
Half begrepen, maar nog nooit zo na:
Is het nu pas dat ik je wezenlijk versta?

Hoe vaak eiste je liefde in heftig verdriet.
We wilden het geven, maar konden het niet.
Je vocht om begrip in bitter verwijt.
Machteloos zagen we toe op je bijtende nijd.

Thans is dat strijdperk los gegleden.
Ragdun zwevend in een tijdloos heden:
De kamer verstilt in het winterlicht.
Gul strijkt even een glimlach over je gezicht.

In dat schijnsel dat je blik bezielt
Zien we pas echt hoeveel je van ons hield.
Nu kun je het niet anders meer zeggen
Dan door je broze vingers om mijn hand te leggen:

Hou me vast. Ik laat je niet meer gaan.
Ik houd je vast. Hier wil ik met je staan.

(3/10/1917 - 2/2/2001)