Tuesday, February 10, 2004

De Slang

-
De slang werd wakker. Hij richtte zijn kop op uit het bed van bladeren en keek dreigend om zich heen. De zon scheen. De vogels twinkelden vrolijk vanuit de takken van de bomen. Maar de slang had daar geen boodschap aan. Hij was uit zijn humeur. Nu wist hij wel niet wat een humeur was, maar het was hem zonneklaar dat hij er niet in was. Anders had hij niet zo’n nors gevoel gehad tussen zijn wenkbrauwen.
Hij legde zijn kop weer in de bladeren en strekte zich uit. Meteen gleed hij daarmee uit zijn nest, glad als een aal, en kwam hij terecht aan het ondereind van de poten van de langpootmug.
“Ga weg!” blies hij naar de staken van de mug. “Ik ben mijn humeur kwijt. Ik moet het zoeken.”
“Nou, nou,” bromde de mug vanaf zijn hoogte. “Als je zo moppert, zul je het ook niet vinden. Je kunt je beter afvragen waaróm je je humeur kwijt bent.”
De slang slingerde geërgerd met zijn glibberige lijf tussen de latten van de mug.
“Ach, klets niet zo eigenwijs!”
“Er zit je iets dwars!” zoemde de mug triomfantelijk. “Nu weet ik het! Er zit je iets dwars! Nou, vertel het maar. Je zult zien: dat lucht op!”
“Er zit me helemaal niets dwars!” siste de slang woedend. “Was het maar zo! Nooit zit mij ooit iets dwars. Alles is glad en recht aan mij. Dat ben ik zat! Stront zat! Ik heb geen haren, geen stekels, geen poten, geen nagels, geen snavel, geen . . . .”
“Ja, ja,” zei de mug. “Zo kan ie wel weer. Je bent het meest gladde, glibberige, sierlijke, rimpelloze, gelikte schepsel op aarde, en je bromt als een ongelikte beer! Maar daar heb ik geen trek in!”
De mug draaide gepikeerd alle facetten van zijn oogjes naar de lucht en stapte op zijn lange, hoekige poten over de ellendig kronkelende slang heen.
“Nou, ik vind jou redelijk onbeschoft!” riep deze hem nog na, maar de mug had zijn vleugels al uitgespreid en was koeltjes weg gezoemd.
“Niks dwars,” mompelde de slang verdrietig in zichzelf. “Dat is het: ik heb niks dwars. Alles aan mij is altijd maar recht en saai.”
Maar hij besloot er verder geen woorden aan vuil te maken. Hij had zijn bekomst ervan het uit te praten. Triest zwijgend gleed hij door de rest van de dag. Triest krulde hij zich op in zijn nest voor de nacht.
De volgende dag werd hij wakker. Hij richtte zijn kop op uit het bed van bladeren en keek om zich heen. De zon scheen. De vogels twinkelden vrolijk vanuit de takken van de bomen.
Behaaglijk rolde hij zich uit. De dag was zoals de dag tevoren. Toch was hij anders. De slang probeerde zich te herinneren wat hem ook al weer zo dwars had gezeten, maar hoe hij ook zijn best deed, hij kwam er niet op.
Hij was het glad vergeten.

(vrij naar Toon Tellegen) Klik hier

No comments: