Friday, March 11, 2005

Broer

-
We zitten op een bankje in de tuin. Hij heeft zijn benen in elkaar gekruist. Zijn schoenen zijn kaal en afgetrapt. Zijn sokken zijn vermoedelijk redelijk schoon, maar ze zien er zo niet uit. Zijn broek vaal, een van de pijpen slordig omgeslagen. Een grijze trui slobbert om zijn lijf: hij is ook zo mager. Voorovergebogen leunt hij met een elleboog op zijn knie. De wijsvinger en middelvinger van zijn rechterhand vertonen grote geel-bruine vlekken. Zijn vingers plukken aan zijn baard. Zijn grijzend haar piekt warrig vanaf zijn kalend hoofd.
“Ik wil je wat zeggen,” fluistert hij schor. “Maar nu kan het niet.”
Een paar meter verderop sloft een vrouw. Schichtig kijkt hij om zich heen. De vrouw draait zich even naar ons toe, maar staakt haar slepende gang niet.
“Ga weg, ga weg,” sist hij, wild gebarend met zijn hand. Zijn ogen schieten heen en weer.
“Het is niets,” zeg ik. “Ze loopt gewoon door. Ze heeft ons niet eens gezien.”
In de tuin staan majestueuze bomen op grote grasvelden. De struiken bloeien, de paden zijn netjes aangeharkt. Het is er mooi en dwingend rustgevend.
Merels zingen lustig in de avondzon. We lopen onder hen naar zijn afdeling in het huis. Hij stampt met de zolen van zijn schoenen als om de stevigheid van het pad te testen. Verderop schuifelt een schooier. Hij houdt ons staande.
“Hoe gaat het nou?”
“Best, best.”
“Heb je een sigaret voor me?”
“Ja, hoor. Ja, natuurlijk.”
Bij het gerommel in zijn zak valt het pakje op de grond. Twee fladderende duiven buigen zich voorover naar de witte stokjes.
“Nou, dank je wel, hoor. Hou je goed, hè.”
We knarsen verder over het grind.
“Bedelaars,” moppert hij. “Ze bedelen allemaal om sigaretten. Ik word er gek van.”

No comments: